Een wereldreis door een stukje typisch Nederlands landschap

DSCN4264

Lex Roeleveld bracht in de zomer van 2018 bijzondere bomen langs de rivier in kaart, in opdracht van Stichting Onze Waal. Speciaal voor de Struingids doet hij verslag van deze tocht, die gekenmerkt werd door uitzonderlijk laag water.

“Ik stond aan het begin van een lange tour. Fort Pannerden net achter me gelaten. Ik had zojuist bewonderend gekeken naar de door koeien gladgeschuurde stammen van een enorme meidoornstruik toen even verder één van de hoofdbewoners van dit stuk uiterwaarden als uit het niets opdoemde: een enorme dieprode stier met geweldig brede en opvallend puntige horens. Had ik deze opwinding niet eerder meegemaakt?

Het was 1997, ik werkte voor het Tropen Instituut in Tanzania, en reed na een bijeenkomst in het noorden van het land met mijn collega terug naar huis. Een urenlange tocht in een 4WD over onverharde wegen dwars door het Serengeti National Park. Het was namiddag en onverwacht, zo’n 20-30 km van de bewoonde wereld (de asfaltweg), kwamen we muurvast in de modder te zitten. Midden in een open bos van acacia struiken en bomen. Allemaal voorzien van verschrikkelijke doorns. Wat te doen? Nat en bemodderd slapen in de auto in de hoop dat er morgen misschien een vrachtwagen voorbij zou komen? Of gaan lopen naar een lodge die hier ergens in de buurt zou moeten zijn, en maar hopen dat we onderweg geen eenzame buffel tegen zouden komen? We namen een onverantwoorde beslissing, zonder ernstige gevolgen.

De rode stier bleek gelukkig geen Afrikaanse buffel. Een beetje afstand houden en ontzag tonen en ik kon ongehinderd verder. Het gebied was bovendien door Staatsbosbeheer opengesteld voor wandelaars. Het zou dan wel een sensatie zijn geweest als de boswachter me dagen later platgetrapt in de bosjes zou hebben gevonden. In het harnas gestorven, dat wel, want ik was hier op een missie. In opdracht van de stichting Onze Waal bracht ik bijzondere bomen in de Waaluiterwaarden in kaart. Ik de noordzijde van de rivier, mijn collega Robert Ceelen, de zuidzijde. Bomen die we om allerlei redenen bijzonder vinden: de soort, grootte, vorm, plek of hun verhaal.

Het werd een heel speciale reis van Pannerden tot Vuren, een kleine 100 km. Soms stelden de uiterwaarden weinig voor, op andere plaatsen waren ze breed.
Ik maakte het uitstapje naar de Afrikaanse savanne omdat deze tocht langs de Waal een even onverwachte als fantastische ervaring was. Opgegroeid in de Gelderse Vallei was de Lunterse beek mijn ‘rivier’ waarin we zwommen en vissen verschalkten. Later studeerde en woonde ik in Wageningen. Vlak bij de Rijn, volgens mijn partner die uit Nijmegen komt, een sloot vergeleken met de echte rivier, de Waal. Ik liet de schimpscheuten maar voor wat ze waren. Ik was van boven de rivier, calvinist die liefst ook boven de rivier bleef, of het moest gelijk ver weg zijn, Frankrijk en later voor mijn werk Latijns Amerika en Afrika. Maar deze tocht werd een ongekende ervaring. Een wereldreis door een stukje typisch Nederlands landschap. Een safari die beelden uit Oost- en West-Afrika in herinnering riepen, misschien een beetje geholpen door het feit dat ik deze tocht uitgerekend tijdens een lange warme en droge periode maakte met waterstanden die nog niet eerder genoteerd waren.

En zo liep ik over brede zandstranden afgebakend door enorme wilgen en populieren die als in een tropisch mangrovebos op de toppen van hun wortels leken te staan. Mijn partner had, zoals zo vaak, gelijk gehad. Wat een machtige rivier! De mooiste, dikste, bizarste bomen noteerde ik: plaats, soort, omvang, leeftijdsklasse etc. Tot slot nog enkele foto’s nemen. Het mooiste was wel om even te vergeten dat het werk was en dat de klus na herhaald uitstel nu eens af moest. Gewoon, alsof het zomervakantie was, de tijd nemen om te genieten. Genieten van alles: het weer, de bizarre vormen van boomschors, de blauwe lucht door het diffuse bladerdek, een weiland vol wulpen.

Genieten ook van wat ik op het strand tegenkwam: de manieren waarop de schelpen door het water gerangschikt waren, de ontdekking van een oude gebakken pijpkop en midden op het strand een waar kunstwerk: composities van allerlei materialen variërend van aardewerk, metalen, botten van dieren en tentakels van zongebakken klei. De wonderlijke wereld van de uiterwaarden waar ver van de rivier, in wilgenopslag verscholen, een grote metalen roeiboot lag. De boot stond vreemd genoeg nog vol water, bedekt met een dikke laag kroos.

Het was zo droog dat ik de hele tocht met een paar stevige schoenen kon maken. Ik kon op plekken komen die ik anders nog niet met lieslaarzen aan had kunnen verkennen. De wilgenbossen, die je als wandelaar ook via de vele struinpaden kunt beleven, groeien rond plassen en een wirwar van afgegraven laagten. Het waterpeil was zo laag dat de ingangen van beverholen droog lagen. Overal langs de Waal sporen van hun aanwezigheid en de afdrukken van hun beiteltanden in de stammen van wilgen en populieren. Met hun grote lichamen maken ze paden door de laagten met riet en hoog opgroeiende brandnetel. Dank daarvoor.

Heel anders, maar niet minder bijzonder, waren de vele soorten zwammen die uit de bomen en het dode hout op de grond tevoorschijn komen. Van kleine, hele fijne tot enorme uitstulpingen, soms fel gekleurd een andere keer nauwelijks zichtbaar. De mysterieuze wereld van de schimmels die bomen met elkaar verbinden door een dicht netwerk van draadjes onder de grond waarover ik liep.

Over de lelijke zaken die ik gezien heb – de kwalijk gesnoeide heggen, mishandelde knotwilgen of op gevangenkampen lijkende dubbele rijen nieuwe prikkeldraadrasters – ga ik het hier niet hebben. De mooie momenten hadden ruimschoots de overhand zoals de houtsnip die uit een wilgengriend wegvloog of de hoge koepel van een stilte kathedraal gevormd door meters hoge wilgen(opslag) rond een drooggevallen plasje.

En de bomen? Enkel wilgen? Nee, dat niet, maar erg soortenrijk zijn de Waaluiterwaarden niet. Hoewel, mijn collega Robert ontdekte aan de zuidzijde een aantal fantastische Spaanse aken en een reusachtige koraalmeidoorn. Beide soorten waren nog niet eerder langs de Waal gevonden. Hij vond ze, en misschien is dat wel de verklaring waarom ze juist daar stonden, op een oude veedreef, een mogelijk eeuwenoud landschapselement. Het grootste deel van de uiterwaarden is en wordt immers nog steeds stevig op de schop genomen. En laat ik dan niet vergeten te noemen een 114 jaar oude zwarte populier in Opijnen, een reusachtige es met prachtig laag hangende takken in Neerijnen en de schietwilg vol verhalen op de veerstoep van Varik.

Het meest werd ik gegrepen door de landschappen, zoveel afwisselender dan ik had gedacht. Het was een fascinerende ontdekkingsreis, beelden die ik nog niet eerder gezien had, en dat zo dicht bij huis.

De laatste dag liep wat uit. De avond viel, de kerktoren van één van de prachtige dorpjes langs de Waal stak, nog mooi zichtbaar, boven de dijk uit. Even verder zag ik de eerste reeën behoedzaam uit een griend het weiland in huppelen. Alleen in een schemerig, verstild landschap langs de Waal.”

Tekst en foto’s Lex Roeleveld