Ode aan de wilg

En juist in het land, door water gehavend
groeit het gewas dat het water verslaat;
het wilgerijs, dun en buigzaam, vlechtbaar en taai.
A. den Doolaard

Wilgen zijn de bomen van het rivierenland. Ze volgen de stromen van het water en bewaken de oevers. Met hun vele kleuren, grijsblauw, zilver, zeegroen, grijsgroen en alle overgangen daartussen, lijken ze wel een stukje zee in boomvorm: met wuivende wieren als slierten versiering aan de takken.

Er is iets onmiskenbaar waterigs aan wilgen, bij treurwilgen zelfs iets tranigs.

Wilgen zijn ook bomen van de wind, meebewegend met de takken en twijgen als de lucht erlangs glijdt of raast. Ze deinen, zoals ook golven kunnen deinen.

Wilgen, wind en water, ze vormen een drie-eenheid en bepalen daarmee het landschap van onze rivieren. Maar er schuilt in de wilg ook een gevaar: de boom is in staat om zich via afgebroken takken en twijgen voort te planten. Waar een twijg de oever raakt en vast komt te zitten in de modder kan hij snel wortel schieten en een nieuwe struik maken. Want de meeste wilgen zijn struikvormig; boomvormig worden sommige pas later. En die verstruiking van de uiterwaarden willen mensen liever niet. Het houdt de waterstroom tegen als de overstromende rivier de bekkens heeft gevuld. Den Doolaard dichtte het al, de wilg verslaat het water: door het tegen te houden. Maar dat is precies wat we niet willen in de overloopgebieden, waar het juist moet doorstromen.

Voor het overige niets dan lof voor onze wilg, want hij/zij heeft ons veel gegeven en doet dat nog steeds. Eigenlijk is het woord ‘wilg’ in onze taal mannelijk, dus de wilg is een hij. Maar de natuur denkt daar anders over en heeft de wilg twee gedaantes gegeven: een mannelijke met stuifmeelkatjes en een vrouwelijke met zaad leverende katjes. Tweehuizigheid heet dat en met name de stuifmeelkatjes zijn in het vroege voorjaar heel opvallend en geliefd. Niet alleen bij mensen, die de takken met fluweelzachte katjes in vazen zetten, maar vooral bij vroege bijen die voor de bestuiving zorgen. Dat heb ik altijd wat vreemd gevonden: een boom die zo sterk leeft met wind en water laat zich door insecten bestuiven. Ik had eerder de wind als bestuiver verwacht, maar in de waterigheid van de boom kan ook het suikerrijke nectar tevoorschijn komen. Fraaie kelk- en kroonbladeren in bonte kleuren heeft de wilg daarentegen niet: de bloemen zijn tot de essentie teruggebracht, want de wilg is een nuchtere en oerhollandse boom. En van poespas houdt hij, net als de meeste Nederlanders, niet.

In ons rivierenland is de wilg een bewoner van grenzen: tussen land en water. Dat geldt ook voor sloten en vaarten in het weidelandschap. Typisch voor de grensstreek tussen landen van mensen is het vermengen van de talen die aan weerskanten van de grens worden gesproken. Je zou dat het kruisen of bastaarderen van de talen kunnen noemen. Net zo kruisen wilgen tussen de verschillende soorten die ervan bestaan en zo ontstaan de vele bastaarden of hybriden, waarin soorten min of meer vloeiend in elkaar overgaan. Dat maakt de wilg ook zo moeilijk voor biologen om op naam te brengen en soms is dat ook onmogelijk door alle vormovergangen en tussenvormen.

Hoe anders is de knotwilg! Na het knippen van de tenen op de stompe stam groeit een pruik van twijgen als piekhaar omhoog. De wuivende souplesse is verdwenen en het beeld wordt bepaald door de dikke, gegroefde stammen die als beeldhouwwerken sloten en wegkanten bewaken. De stam van de knotwilg is vaak grillig van vorm, met vele holtes vanwege het zachte en snel wegrottende hout: een eldorado voor insecten als de boktor en ook voor nestelende vogels als de steenuil. Soms is er zoveel hout verdwenen dat het wel een wonder lijkt dat de boom nog leeft.

De dichter Adama van Scheltema liet zich door de knotwilg als volgt inspireren (met een illustratie van Rie Cramer):

wilgDaar ware’ eens zeven wilgen
in ene boerenwei,
die droegen grote pruiken op
hun ouden harden houten kop
en stonden op een rij.

En hunne pruik met haren
die kwam nooit tot bedaren –
zij knikten al maar: ‘ja en neen’,
wat dat beduidde wist er geen.

Hier laat de wilg zich zien als producent van waardevol gebruikshout voor het vlechten van manden en heggen. Toch laat de souplesse van de wilg zich niet knotten: de flexibiliteit van de tenen maakt ze heel makkelijk bewerkbaar. Dat kan ook haast niet anders want de naam wilg is afgeleid van het Angelsaksische woord welig = buigzaam.

Overigens staat de dikste wilg van Europa (een schietwilg) in Estland. Die boom heeft een stamomtrek van 11 meter en is 200 jaar oud. Dat is heel oud voor een wilg omdat het hout zo zacht is en makkelijk wegrot: bij een storm is het zó gedaan met de boom. In Nederland komt de leeftijd dan ook niet snel boven de 100 jaar uit.

Wereldwijd zijn er ongeveer 400 wilgensoorten, vooral op het noordelijk halfrond, die alle tot het geslacht Salix worden gerekend. Die naam gaat terug op een oud Indisch woord, salila-m, dat water betekent. Dus het verband met water is door de mens al duizenden jaren gelegd.

De wilg kent een grote variatie aan groeivormen. De kleinste en laagst groeiende is de kruipwilg, die ook in ons land voorkomt in de wat zanderige gebieden en niet langs de grote rivieren. Deze Salix repens groeit in koude streken langs de randen van gletsjers en kan tegen een stootje. Ondergrondse wortelmatten verbinden de exemplaren met elkaar en op die manier kunnen de reuzen-klonen van één individu de barre omstandigheden overleven.

Maar er zijn ook grote bomen onder de wilgen, zoals de meest voorkomende wilg in het rivierengebied, de schietwilg (Salix alba, zie foto). Die kan wel 20 meter hoog worden en valt op door de zilverwitte kleur aan de onderzijde van de bladeren. Vandaar de naam alba = wit. De boom maakt overvloedig stuifmeel en dat leidt ertoe dat er ook windbestuiving kan optreden, naast de bestuiving door insecten. De wilg kiest dus beide strategieën tegelijk en dat verhoogt zijn succes in de natuur. De zaden hebben vruchtpluis en ze verspreiden zich, gedragen door de wind, als een zomerse sneeuw over het land. Daar kiemen ze zeer snel en daarmee is de wilg een pionier op open gronden.

wilgHet is vooral deze wilg die wordt geknot en daarmee transformeert van soepel en elegant naar stram en stijf.

Nu is er nog iets bijzonders met de bast van de wilg. Die bevat salicine, een stof die koorts- en pijn onderdrukkend werkt. Al sinds de oudheid worden aftreksels van de bast hiervoor gebruikt en in de 19e eeuw werd uit het salicine een stof gemaakt die we nu kennen onder de naam aspirine. Uit recent onderzoek is gebleken dat de wilgenbast nog steeds gebruikt kan worden tegen reumatische aandoeningen en artrose. Vooral in Amerika is wilgenbast populair als milde pijnstiller en bij onderdrukking van koorts.

Tussen de kruipwilg en de schietwilg zijn er nog vele soorten en bastaarden die struik- of boomvormig zijn, teveel om op te noemen. Daarom beperk ik me tot het noemen van alleen de 10 inheemse soorten in Nederland (grauwe – en rossige wilg vormen samen één soort):

 

Naam                                   botanische naam                            groeivorm

Schietwilg                           Salix alba                                           boom (en knotwilg)

Kraakwilg                            Salix fragilis                                     boom (en knotwilg)

Amandelwilg                     Salix triandra                                    struik – boom

Laurierwilg                         Salix pentandra                               struik – boom

Boswilg                                Salix caprea                                      struik – boom

Geoorde wilg                      Salix aurita                                       struik

Grauwe wilg                        Salix cinerea ssp cinerea              struik

Rossige wilg                        Salix cinerea ssp oleifolia             struik

Bittere wilg                        Salix purpurea                                  struik

Katwilg                                Salix viminalis                                  struik

Kruipwilg                            Salix repens                                      mini struik

 

Een ode aan de wilg is niet compleet zonder hem te bedanken voor de vele voordelen die wij mensen van deze boom al eeuwenlang genieten. En dan bedoel ik niet alleen het belangrijkste voordeel: de schoonheid van de wilg en zijn onvolprezen bijdrage aan het Nederlandse landschap.

Bedankt wilg voor het stabiel maken van de oevers van rivieren, sloten en plassen
Bedankt wilg voor het zuiveren van het water
Bedankt wilg voor de salicine in je bast, die ons op het idee bracht om aspirine te maken
Bedankt wilg voor de beste klompen die we uit je hout haalden
Bedankt wilg voor de manden, hekken en geluidsschermen die we van je tenen vlechten
Bedankt wilg voor de stoelen en kisten die we van je hout maakten
Bedankt wilg voor de gereedschapsstelen en voor de Keltische harpen
en voor alles wat je voor ons betekend hebt en nog steeds betekent.

Leo Mesman dichtte deze ode aan jou:

Olijfboom zonder olijven
Tafelzilver van onze landerijen
Onlosmakelijk met het landschap verbonden
Als koperwiek en blauwe reiger

Tekst Willem Beekman

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *