De bemoeienis van de rivier met het landschap
Kim Cohen (1973) is docent-onderzoeker aan de Universiteit Utrecht, met de geologie en geomorfologie van het laagland van Nederland als hoofdonderwerp. Kim heeft voor het 3 Oever Festival een veldcollege gemaakt over de Gelderse Poort-Rijn, gebaseerd op fysisch geografische onderzoeksresultaten uit de laatste 15 jaar. Een korte samenvatting.
Waar de rivier de Duits-Nederlandse grens oversteekt, passeert deze links en rechts twee heuvels: die van Kleef-Nijmegen (het Reichswald) en die van Elten (het Montferland). Al tienduizenden jaren. En precies daar splitst de ongedeelde loop zich voor de eerste maal, om als Waal en Nederrijn verder te stromen. Al ruim tweeduizend jaar is dat zo. Aan de rivier is ook nog wel wat vergraven: zo’n 300 jaar geleden bij de Pannerdense Kop bijvoorbeeld en zo’n 250 jaar geleden in de Bijlandse bocht. Maar het is toch vooral de Rijn zelf die zich hier stevig met het landschap heeft bemoeid.
De oevers? Zelf neergelegd door de Rijn. De geulen? Zelf afgetakt en verlegd. De heuvels aan weerszijden? Met wat hulp van landijs opgestuwd, maar bestaand uit zand en grind en een enkele kleilaag die de Rijn daar zelf had neergelegd. De onderbrekingen in de lange rijen ijs-gestuwde heuvels? Nadien door de Rijn weggesleten. De hellingen van de heuvels? Door de rivier aan haar voet steil gehouden; zelf ondergraven.
Er valt heel wat over te vertellen. Oudere en jongere en grotere en kleinere elementen in het landschap van de Gelderse Poort, ze kunnen langs een tijdlijn op een rij worden gezet. Welke geologische tijdvakken worden dan bestreken? Het Pleistoceen, het Holoceen, het Antropoceen. Archeologisch lopen we dan van de oertijd tot de ijzertijd.
En in het historisch bereik bestrijken we de Romeinen (Generaal Drusus!), de Middeleeuwen (Keizer Karel!) en gaan we naadloods over tot in de Moderne tijd (ingenieur Brunings!). Ruimte voor de rivier? Wat dunkt, al ruim honderdduuz’nd jaar.
Beginnen we in de grote ijstijd van 150.000 jaar geleden, dan stroomt de Rijn nog helemaal niet tussen de heuvels van de Gelderse Poort door, maar ging hij het gebied aan de andere kant voorbij. De rivier lag op het hoogtepunt van ijsbedekking zuidelijk van het Reichswald door het dal dat vandaag door de Niers gebruikt wordt. Toen het ijs afsmolt, lag de grote brede bedding juist oostelijk van het Montferland, door het dal dat nu door de Oude IJssel gevolgd wordt. Tienduizenden jaren ging het daar eerst verder naar het noorden, door het IJsseldal. Vanaf 60.000 jaar geleden ging het ook ‘Om het Montferland’ heen, naar het westen. Pas rond 25.000 jaar geleden viel het allemaal helemaal op z’n huidige plek.
De Rijn had er toen wel lang genoeg omheen gedraaid. Voltooid was het ondergraafwerk aan de heuvels en het afvoeren van overbodig landijsopstuwsel en -afspoelsel. In dit koudste deel van de laatste ijstijd, werd de Gelderse Poort geopend en verbreed tot de vlakte van vandaag tussen Elten en Kleef.
Het Holoceen moest toen nog beginnen, met haar klimaatopwarming en zeespiegelstijging. Dat zou de Rijn nog eens totaal van karakter doen veranderen. Die begon te meanderen in plaats van te vlechten. Van een smal stuk in een dal dat verder doorliep, maakte de Rijn de Gelderse Poort tot het punt vanaf waar de deltavlakte begon.
De aftakkende lopen gingen zich vormen. Overstromingen dijden hier steeds breder uit. De rivier ging zich vertakken in meerdere lopen, ‘een gespleten persoonlijkheid’. Z’n oude lopen liet de Rijn krimpen en zelfs afsterven, ‘gevoelig voor verlatingsangst’.